Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7862

Datum uitspraak2009-09-15
Datum gepubliceerd2009-09-16
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersKG 403/06 - HAR 41/09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vervolg op uitspraak van 28 mei 2009, zie LJN BI5904. Isla vordert primair dat het Hof de tenuitvoerlegging van het vonnis van 28 mei 2009 schorst. Subsidiair dat het Hof aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis de voorwaarde verbindt dat er zekerheid gesteld wordt door Humanitaire Zorg Curaçao c.s.
Bij de beoordeling van incidentele vorderingen als onderhavige moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dien daarbij buiten beschouwing te blijven. Isla heeft aan de incidentele vordering mede ten grondslag gelegd dat de uitspraak van de voorzitter van het Hof van 7 september 2009 in de bestuursrechtelijke zaak een nieuw feit is dat door het GEA niet in aanmerking kon worden genomen. Bij deze uitspraak is bepaald dat het bestuurscollege geen nieuwe beschikking op het door de SMOC gedane verzoek geeft, totdat het Hof in het hoger beroep ingevolge de LAR uitspraak zal hebben gedaan. De uitspraak strekt tot behoud van de bestaande toestand, in de zin dat het bestuurscollege niet tot handhavend optreden besluit en dat Isla niet wordt genoopt tot het doen van investeringen om aan het handhavingsbesluit te voldoen, voordat het Hof in de LAR-procedure zal hebben beslist. Het Hof oordeelt dat de uitspraak van de voorzitter van het Hof in de beoordeling van de onderhavige incidentele vorderingen dient te worden betrokken. Voorts moet er rekening mee worden gehouden dat het GEA er ten onrechte van is uitgegaan dat de investeringen die nodig zijn US$ 100 miljoen kosten, dit blijkt US$ 100 miljoen per jaar. Ten slotte staat vast dat het verhaalsrisico van een eventueel recht op schadevergoeding groot is. Hof wijst de incidentele vordering toe.


Uitspraak

Registratienummer: KG 403/06 - HAR 41/09 Uitspraak: 15 september 2009 (bij vervroeging) GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Vonnis in het incident ex artikelen 272 en 57 Rv in de zaak van: de rechtspersoon naar Venezolaans recht REFINERIA ISLA (CURAZAO) S.A., nevengevestigd en kantoorhoudend op Curaçao, oorspronkelijk gedaagde, thans appellante en eiseres in het incident, gemachtigden: mrs. T.L. Claassens, L.M. Virginia en A.A. van Overbeeke, - tegen - 1. STICHTING HUMANITAIRE ZORG CURAÇAO, gevestigd en kantoorhoudend op Curaçao, 2. STICHTING SCHOON MILIEU OP CURAÇAO, gevestigd en kantoorhoudend op Curaçao, 3. [namen 24 geintimeerden] 4. , 5. , 6. , 7. , 8. , 9. , 10. , 11. , 12. , 13. , 14. , 15. , 16. , 17. , 18. , 19. , 20. , 21. , 22. , 23. , 24. , 25. , 26. , allen wonend op Curaçao, en 27. OPUS MARINE SERVICE @ PISCADERABAAI N.V., gevestigd en kantoorhoudend op Curaçao, oorspronkelijk eisers, thans geïntimeerden en verweerders in het incident, gemachtigde: mr. S.A. in ’t Veld. Partijen worden hierna Isla en Humanitaire Zorg Curaçao c.s. genoemd. 1. Het verloop van de procedure 1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak in kort geding gewezen vonnis van 28 mei 2009. 1.2 Isla is in hoger beroep gekomen van dit vonnis door op 16 juni 2009 een akte van appel in te dienen. Op 7 juli 2009 heeft zij een memorie van grieven ingediend. 1.3 Op 10 juli 2009 heeft Isla een vordering ex artikel 272 Rv ingediend. Deze vordering strekt ertoe dat het Hof de tenuitvoerlegging van het vonnis van 28 mei 2009 schorst totdat in het onderhavige geschil tussen partijen een in kracht van gewijsde gegaan eindoordeel voorligt. 1.4 Bij brief van 1 september 2009 heeft Isla een vordering ex artikel 57 Rv ingediend. Deze vordering strekt ertoe dat het Hof bepaalt dat het vonnis van 28 mei 2009 alleen bij voorraad kan worden geëxecuteerd onder de voorwaarde dat ten gunste van Isla een bankgarantie afkomstig van een eersteklas Nederlandse bank conform het NVB-model en ter hoogte van US$ 100 miljoen is gesteld, althans een ander door het Hof in goede justitie te bepalen bedrag. 1.5 De vorderingen zijn behandeld ter zitting van 8 september 2009, waar Isla, vertegenwoordigd door haar gemachtigden mrs. T.L. Claassens en A.A. van Overbeeke, en Humanitaire Zorg Curaçao c.s., vertegenwoordigd door hun gemachtigde, vergezeld door drs. P. van Leeuwen, zijn verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnota’s. Bij haar pleitnota heeft Isla een, tevens bij brief van 7 september 2009 toegezonden, kopie van de uitspraak van de voorzitter van dit Hof van 7 september 2009 in de bestuursrechtelijke zaak met nummer HLAR 069/09 VV overgelegd. Isla heeft gepersisteerd bij haar vorderingen en Humanitaire Zorg Curaçao c.s. hebben geconcludeerd tot afwijzing daarvan. 1.6 Vonnis is bij vervroeging bepaald op heden 2. De beoordeling in het incident 2.1 Isla vordert primair dat het Hof de tenuitvoerlegging van het vonnis van 28 mei 2009 schorst. Subsidiair, voor het geval dat het Hof deze vordering afwijst, vordert Isla dat het Hof aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis de voorwaarde verbindt dat Humanitaire Zorg Curaçao c.s. zekerheid stellen. 2.2 Bij de beoordeling van incidentele vorderingen als de onderhavige moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden, bijvoorbeeld in verband met de spoedeisendheid van het voldoen aan de veroordeling, het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dient daarbij in de regel buiten beschouwing te blijven (HR 30 mei 2008, NJ 2008, 311). 2.3 In het vonnis van 28 mei 2009 heeft het GEA in rechtsoverweging 2.10 overwogen dat het geen grond ziet voor het achterwege laten van de in kort geding gebruikelijke uitvoerbaarverklaring bij voorraad, in aanmerking nemende de ruime termijn waarin aan de veroordeling moet worden voldaan. 2.4 Isla heeft aan de incidentele vorderingen mede ten grondslag gelegd dat voormelde uitspraak van de voorzitter van het Hof van 7 september 2009 in de bestuursrechtelijke zaak een nieuw feit is dat door het GEA niet in aanmerking kon worden genomen doordat deze uitspraak is gedaan nadat het vonnis van 28 mei 2009 is gewezen. Bij deze uitspraak heeft de voorzitter van het Hof in een procedure ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: LAR) bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat het bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao (hierna: het bestuurscollege) geen nieuwe beschikking op het door de Stichting Schoon Milieu op Curaçao (hierna: SMOC) gedane verzoek geeft, totdat het Hof in het hoger beroep ingevolge de LAR uitspraak zal hebben gedaan. Het door SMOC gedane verzoek betreft de handhaving door het bestuurscollege van de voorschriften verbonden aan de door haar krachtens de Hinderverordening aan Isla verleende vergunning. De uitspraak van de voorzitter van het Hof strekt tot behoud van de bestaande toestand in de zin dat het bestuurscollege niet tot handhavend optreden besluit en dat Isla niet wordt genoopt tot het doen van investeringen om aan het handhavingsbesluit te voldoen, voordat het Hof in de LAR-procedure zal hebben beslist. Het Hof is van oordeel dat de uitspraak van de voorzitter van het Hof in de beoordeling van de onderhavige incidentele vorderingen dient te worden betrokken. Daarbij is van belang de samenhang tussen het onderhavige kort geding en het hoger beroep ingevolge de LAR, nu de vorderingen in het civiele kort geding van Humanitaire Zorg Curaçao c.s. blijkens het inleidende verzoekschrift zijn gegrond op overtredingen van de voorschriften verbonden aan de door het bestuurscollege aan Isla verleende hindervergunning. 2.5 Voorts moet er rekening mee worden gehouden dat, zoals Isla naar voren heeft gebracht, het GEA er in het vonnis van 28 mei 2009 ten onrechte van is uitgegaan dat de investeringen die nodig zijn om de raffinaderij te exploiteren met voldoening aan de milieunormen een bedrag in de orde van grootte van in totaal US$ 100 miljoen kosten. Uit het tweede deskundigenbericht, bijlage 30, waarnaar het GEA verwijst, blijkt echter dat de betreffende maatregel, het bijmengen van LSFO voor Isla’s eigen brandstofbehoefte, een geschat financieel effect heeft van US$ 100 miljoen per jaar. 2.6 Ook legt gewicht in de schaal dat zowel een vonnis in het hoger beroep in het onderhavige kort geding als een uitspraak in het hoger beroep ingevolge de LAR over enige maanden te verwachten is, waardoor partijen (meer) duidelijkheid over hun rechtspositie zullen verkrijgen. Het hoger beroep ingevolge de LAR zal op 30 oktober 2009 ter zitting worden behandeld, terwijl in het hoger beroep in het onderhavige kort geding mondeling pleidooi is bepaald op 13 november 2009. 2.7 Ten slotte staat vast dat het verhaalsrisico ten aanzien van een eventueel recht op schadevergoeding voor Isla groot is. 2.8 Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen partijen over en weer met betrekking tot de betrokken belangen hebben gesteld, ziet het Hof aanleiding om Isla’s primaire vordering toe te wijzen als hierna vermeld. Op de subsidiaire vordering hoeft derhalve niet te worden beslist. De beslissing over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. 2.9 Het Hof maakt partijen erop attent dat naar zijn voorlopig oordeel een redelijke uitleg van artikel 56 Rv meebrengt dat indien de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is geschorst, een incidentele vordering kan worden ingesteld om de schorsing ongedaan te maken. BESLISSING Het Hof: wijst toe, uitvoerbaar bij voorraad, de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 28 mei 2009; reserveert de kosten van het incident tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, F.G.P.M. Spreuwenberg en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 15 september 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.